Het hergebruiken van grond in zijn natuurlijke toestand is bouwtechnisch gezien niet altijd mogelijk. Door een gepaste behandeling met bindmiddelen van zandklei-, leem-, klei- of andere gronden, kunnen deze dezelfde toepassing krijgen als vergelijkbare traditionele bouwstoffen.
Het behandelen van grond op de werf is door de steeds strenger wordende milieuwetgeving en de controles op het grondverzet de laatste jaren opnieuw toegenomen. Dikwijls dient echter een
tussentijdse opslag of reiniging van grond te gebeuren. Ook voor deze gronden is behandeling met bindmiddelen een technisch, economisch en ecologisch verantwoorde manier om ze voor hergebruik
geschikt te maken en zo de aangroeiende grondoverschotten te beperken.
De controles op de milieuhygiënische kwaliteit van grond worden wettelijk geregeld en bieden een afdoende garantie voor de gebruiker. Maar ook de bouwtechnische kwaliteit moet verzekerd zijn. Op
vraag van producenten (Grondreinigingscentra en Tussentijdse opslagplaatsen van grond) werd dan ook gestart met de certificatie van “Met bindmiddelen behandelde grond geproduceerd op een vaste
locatie”. In samenwerking met het OCW, de producenten van behandelde grond en de producenten van bindmiddelen werd het toepassingsreglement TRA 16 opgesteld.
De COPRO-certificatie is een volledig beheerssysteem om de conformiteit van het eindproduct te verzekeren. Naast de bouwtechnische controle van het eindproduct, is ook de traceerbaarheid binnen
het systeem opgenomen. Bovendien wordt nagegaan of de voor de milieuwetgeving verplichte documenten aanwezig zijn. In dit kader dient opgemerkt dat de COPRO-certificatie van behandelde grond
beperkt is tot gebruik als “bouwstof in een werk”. Gebruik als bodem is niet toegestaan. De certificatie berust op een zelfcontrole door de producent en een periodieke externe controle uitgevoerd
door COPRO.
Ontvangstcontrole Een eerste aspect betreft de binnenkomende grondstoffen. Voor onbehandelde grond gaat het in eerste instantie om zijn traceerbaarheid en de milieuhygiënische kwaliteit
geattesteerd door een bodembeheerrapport. Daarnaast worden een aantal parameters gemeten die belangrijk zijn voor de bouwtechnische karakteristieken van de behandelde grond. Alle bindmiddelen
moeten vooraf beproefd worden. Grondstoffen die geleverd worden met een kwaliteitslabel (COPRO of BENOR) worden vrijgesteld van controle. Indien al van toepassing, wordt de CE-markering
verplicht. In de eerste plaats wordt ongebluste kalk gebruikt, maar ook cement en andere hydraulische bindmiddelen komen in aanmerking.
Productie- en productcontrole Per productiebatch (maximum 5.000 ton) moet een studie van de bindmiddeldosering worden uitgevoerd. De studie gaat de ontwikkeling na in de tijd van de mechanische
prestaties van grond die met verschillende hoeveelheden bindmiddel is behandeld. De studie is gebaseerd op de “Handleiding voor grondbehandeling met kalk en/of cement” en de “Praktijkgidsen” van
het OCW.
Voor de productie worden zowel vaste als mobiele installaties toegelaten. Per 2.000 ton worden, afhankelijk van de toepassing, verschillende proeven uitgevoerd en moet voldaan worden aan bepaalde
eisen qua prestaties (zie reglement TRA16 van COPRO met betrekking tot gerecycleerde grond).
Voorraadbeheer Bij onbehandelde grond is het beheer van de voorraden van het grootste belang voor de traceerbaarheid. Het is noodzakelijk dat de producent zich zo organiseert dat iedere partij
geïdentificeerd kan worden. Voorraadbeheer van de behandelde grond is ook fundamenteel om de kwaliteit te kunnen garanderen. Daarnaast kan met kalk verbeterde grond, mits voldoende bescherming
tegen neerslag, gedurende maximum 3 maand opgeslagen worden. Met cement of met hydraulische bindmiddelen behandelde grond kan niet gestockeerd worden en moet direct gebruikt worden.
Expeditie De behandelde grond wordt bij expeditie met een afleveringsbon geïdentificeerd volgens zijn gebruiksbestemming en zijn bodembeheerrapport. Van zodra de vergunning verleend is, wordt
bij ieder gecertificeerd product de vermelding «met certificaat COPRO» gevoegd, gevolgd door het identificatienummer van de productie-eenheid.
Externe kwaliteitsbewaking Periodiek worden er door COPRO controlebezoeken uitgevoerd. In de regel is er één controlebezoek per 20.000 ton productie. Jaarlijks worden minimum 4 en maximum 10
bezoeken uitgevoerd. Naast een administratief onderzoek worden jaarlijks 4 monsters genomen voor extra testen, om de interne controles te valideren.
Garantie voor de afnemer / bouwheer De afnemer / bouwheer moet voor iedere vracht een originele leveringsbon ontvangen. Dit document vormt de belangrijkste garantie dat het geleverde product wel
degelijk geproduceerd werd in overeenstemming met de bepalingen van het COPRO-certificatiereglement TRA 16. Op eenvoudige aanvraag is de producent verplicht een kopie van het certificaat en van
de gewaarmerkte technische fiche af te leveren.
Johny De Nutte
Johny De Nutte Sectorverantwoordelijke bij de vzw COPRO
johny.denutte@copro.info
Tel. 02/481.95.39