Kalk in restauratiemortels? Maar natuurlijk!

"Sinds bijna 50 jaar zijn wij gespecialiseerd in het restaureren van gebouwen", vertelt Yves Liégeois, verantwoordelijk voor het bedrijf dat zo'n 25 medewerkers telt, waaronder metselaars gespecialiseerd in het plaatse, van stortstenen of gehouwen steen en steenhouwers.


Of het nu over middeleeuwse kastelen (Franchimont, Burg Reuland, …), monumenten, openbare gebouwen zoals het Palais des Princes Evêques in Luik, of architecturale hoogstandjes zoals het Maison Autrique in Schaarbeek (binnenkort Hortamuseum) gaat, het restaureren van het metselwerk is onze specialiteit en over het gebruik van kalkmortel (bij het metsen of het voegen) moet men ons niets meer leren!


Momenteel werken we aan het Hôtel Selys Longchamps in Luik. Het wordt gerestaureerd met het oog op een herwaardering van het gebouw als standingvolle kantoren. Nadat het oorspronkelijke mortel tot in de details werd geanalyseerd (het gebouw dateert uit de vijftiende eeuw), werd in het lastenboek opgenomen dat het om een identieke reconstructie moest gaan.

 

Dit wil zeggen dat we op basis van kalkspecie werken. Deze specie bestaat uit 3 delen zand op 1 deel gebluste kalk, zoals trouwens meestal het geval is bij grote restauratiewerken. Het lastenboek draagt verder ook op dat het zand, volgens de regio waar we werken, ofwel fijn zand uit Lommel, ofwel groeve zand (meestal kalksteen), ofwel een lichtelijk grover rivierzand moet zijn.

 

Ook met de gebluste kalk hebben we een regionaal bindmiddel, waarvan de kwaliteit sinds oudsher bekend is en die ons altijd uitstekende resultaten garandeert. We houden hierbij vooral rekening met volgende criteria:


- het gemak bij het aanmaken van het mortel, vooral dankzij de soepelheid van de mengeling
- de garantie van een totaal vochtwerende voeg
- een vertragend effect bij het zetten van de mortel zodat de metselaar meer vrijheid heeft bij de organisatie van zijn werk op de werf
- een lagere densiteit van de gehydrateerde kalk in verhouding met andere bindmiddelen. Dankzij het lagere soortelijk gewicht, kan men de componenten bij het doormengen van de mengeling gemakkelijker bewerken.


Dit alles maakt dat we sinds jaar en dag van deze techniek gebruik maken, die bovendien ook een warmere kleur aan het voegwerk geeft en al honderden jaren met succes in binnen- en buitenland wordt toegepast.


Een standaard gebouw vraagt om een 'kalk-post' rond de 15-20 ton.


Uiteraard volgen we bij elke werf wat de architecten of de studiebureaus ons voorschrijven. En we merken dat sinds jaren het gebruik van kalkmortel opnieuw zijn opgang heeft gemaakt bij het restauratiemetselwerk, zowel bij openbare als bij privé-gebouwen.


Dit hergebruik van een 'bastaardmortel' maakt dat de gerestaureerde gebouwen langer zullen meegaan en dat de onderhoudskosten dus gedrukt worden.

 

Getuigenis van Yves Liégeois, Entreprise Générale Liegeois, rue de Herve 107, 4651 Battice (tel 087/67 40 58, entreprise@liegeois.be - www.liegeois.be)